Door Fred van der Erf
Hoeveel bommen en mijnen de Noordzee nog herbergt weet niemand. Het zijn er zeker duizenden. Tijdens de Tweede Wereldoorlog vlogen Engelse en Amerikaanse bommenwerpers af en aan over de Noordzee en loosden daar hun bommen die zij niet boven het Duitse bezette gebied hadden afgeworpen, hetzij door slecht weer, hetzij door het zware afweergeschut. Landen met een bommenlast werd als een te groot risico ervaren. Hoeveel gevaar erin schuilt!
“Wat hier is gebeurd, zestig jaar nadat hier een bom was afgeworpen, had niemand kunnen voorzien”, zegt Krijn van der Klooster van de viskotter OD 1. Hij werkte in het ruim van zijn viskotter. Zijn leven werd gespaard. Zijn bemanning viste op 6 april 2005 onbedoeld een vliegtuigbom uit de Tweede Wereldoorlog op van de Noordzeebodem. Toen de netten aan boord werden gehesen, explodeerde de 500-ponder. Drie vissers kwamen om het leven, waaronder de zoon van Krijn.
Een visser die nu een explosief opvist meldt direct aan de kustwacht waar hij de bom overboord zet. Alle kotters hebben een sonarboei gekregen die ze aan het explosief vastmaken. De radar van de mijnenveger kan hem daardoor snel terugvinden. Inmiddels zijn er al meer dan 600 bommen en mijnen gemeld, die voor het merendeel geruimd zijn.
Hoe gaat dat?
Routineus glijdt matroos Mark Bosgra het zeewater in, met een blikje aan zijn duikpak gebonden. In het blikje zit 18 kilo springstof, die de bom no. 594 moet laten springen. Met slechts 15 centimeter zicht in het troebele water duikt hij naar een diepte van 13 meter, waar de 500-ponder ligt. Beneden bindt hij het blik aan de bom.
Na 10 minuten kruikpt Bosgra in het rubberbootje waar zijn collega’s hem opvangen. Ze varen 100 meter weg waarna, vanaf de brug van de mijnenveger, de bom tot ontploffing wordt gebracht. Na een leven van 60 jaar is er een einde gekomen aan bom 594.