In 1982 plaatste Panorama een aantal interviews met kampeerders van Helios. Fons van Loveren stuurde de interviews in, zodat iedereen ze nu nog kan lezen.
Gerrit (45) en Tiny (40) Elmers hebben tien jaar op de wachtlijst gestaan, voordat zij – vijf jaar geleden – een vast plekje kregen. Maar toen het zover was, ging Gerrit – timmerman van huis uit, doe-het-zelf-winkelier in Amsterdam – natuurlijk zelf z’n huisje bouwen. Dat had onverwachte gevolgen.
‘Ik bouwde samen met een man hier verderop, het waren er eigenlijk twee dus’, vertelt Gerrit. ‘Helemaal van multiplex en zo gemaakt dat je’m in drie kunt opzetten, terwijl die plat legt met een uurtje. Er kwamen toen al gauw mensen vragen of ik er ook niet een voor hen wilde maken.’
‘Na die storm van een paar jaar terug kreeg ik wel tien aanvragen. Toen heb ik een loods gehuurd en ben ik in de avonden en tijdens de weekeinden met mijn zoons en ome Sjors, een gepensioneerde man, gaan bouwen. Inmiddels heb ik er achttien gemaakt.’
Gerrit heeft aardigheid in timmeren en dik aan de huisjes verdienen hoeft ie niet, maar toch kost zijn produkt, geschilderd maar zonder inrichting, nu al 10 mille. ‘ ‘Maar’, zegt Gerrit, ‘bij een normale aannemer kan het niet hoor, voor die prijs.’
Gerrit en Tiny prijzen om het hardst de goede onderlinge sfeer. Gerrit: ‘Er komen mensen bij tante Frans de plank af die je hoort mompelen: Snap je nou dat al die mensen hier zo pot op mekaar willen zitten? Dat moet toch wel agressie opwekken?’
Tiny: ‘Maar niks geen ruzies, hoor. En als je met z’n tweetjes op je talud wilt zitten, kan dat ook!’
Gerrit: ”t Is echt een heel amicale ploeg hier. De mensen doen veel samen. We gaan ook wel met een stel vissen.’
Tiny: ‘En ’s avonds zie je de mensen van het strand alles inpakken en naar huis gaan, maar dan kunnen wij lekker blijven zitten met een drankje en een hapje.’
Gerrit: ‘Je kent allerlei mensen uit het hele kamp hier. En aan het begin van het seizoen moet ik even al die huisjes nalopen, nou, dan is het een borreltje hier en een glaasje daar. Dan kom ik teut thuis.’